Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide zij tot hem: [19]Er zijn geen oorzaken om mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan het andere, dat gij bij mij gedaan hebt; maar hij wilde naar haar niet horen. 19. Anders, laat er geen oorzaak zijn; dat is, geef toch geen oorzaak tot een nieuw kwaad, waaruit meer kwaad zou volgen dat uit het voorgaande; gemerkt de zaak nu nog zou kunnen verborgen blijven, maar zo gij mij met schande openlijk van u verstoot, zal Gods naam bij de vijanden gelasterd, zijn volk geergerd, gij en ik openlijk onteerd, de koning verstoord, en mijn broeder Absalom op u verbitterd worden en zich willen wreken. Op dit bidden van Thamar past het volgende bekwamelijk, waar Amnon haar bede afslaat.